Arbeidsstap, arbeidsdraf en arbeidsgalop: deze arbeidsgangen zijn heel belangrijk in ons rijden. Ik omschrijf de arbeidsgangen vaak als je 'werktempo'. Een arbeidstempo is een tempo waarin je nog steeds naar voren kunt voordat je in een midden- of uitgestrekte gang terecht komt maar ook nog terug kunt zonder dat je stilvalt. Een paard recht maken, in balans brengen, nageeflijk maken doe je in beginsel in een arbeidstempo. Om in dat arbeidstempo te komen én te kunnen blijven, hebben we tempocontrole nodig.
Wat is tempocontrole ook al weer precies? Tempocontrole houdt in dat je paard op een zacht been naar voren gaat, zoveel en zolang als de ruiter dat wilt. Tempocontrole houdt ook in dat je paard op een zachte hand terug komt zonder de voorwaartse drang te verliezen. Tempocontrole is ook, en dat is vaak het moeilijkste, dat als de ruiter niet remt of gas geeft, het paard niet van tempo mag veranderen. Alsof je een soort cruisecontrol op jouw paard hebt. Om naar een betere tempocontrole te komen, rijd je veel tempowisselingen en overgangen.
Bij een paard dat recht is, in balans loopt en nageeflijk is in arbeidsdraf, zijn de voorwaarden aanwezig om een mooie midden- of uitgestrekte draf te kunnen uitvoeren of om juist naar de verzameling gereden te worden. Verlies je de rechtgerichtheid, de balans of de nageeflijkheid in een andere gang dan de arbeidsgang, ga dan terug naar terug naar het arbeidstempo. Herstel daar de balans en rijd opnieuw naar voren of terug.
Het arbeidstempo is essentieel om van jouw paard een 'goedgaand paard' te maken. Loopt jouw paard met te weinig impuls of overloopt het paard zich juist in een te hoog tempo dan zal je nooit naar een gevoel van balans komen en alleen een paard dat in balans loopt kan een nageeflijk en goedgaand paard zijn.