Tempocontrole, het keywoord in het paardrijden.
Tempocontrole = het paard gaat direct sneller wanneer gevraagd en het paard gaat direct langzamer wanneer gevraagd. Dat lukt de meeste ruiters wel goed maar het moeilijkste onderdeel van tempocontrole: het paard mag NIET van tempo veranderen wanneer daar geen opdracht toe wordt gegeven. Met andere woorden: we hebben een cruise control op ons paard nodig.
Als je in de auto de cruise control aanzet houd je dezelfde snelheid als je NIET meer gas geeft of remt. Dat is ook het doel te paard. De ruiter zet het paard in tempo X en geeft geen been meer of remt niet meer af. Vaak geven we onbewust toch been zonder dat we sneller willen gaan. We helpen het paard dan om het tempo te onderhouden. Maar ons been is NIET de cruise control, we geven been (met twee benen tegelijk) om HARDER te gaan. De ruiter moet zich dus heel bewust zijn wat de hulpen. Je mag best been geven maar dan moet het paard ook harder gaan. En als je niet harder wilt, dan geef je geen been.
Te paard hebben we een extra moeilijkheid ten opzichte van in een auto: het paard doet ook dingen ongevraagd. We kunnen wel ons been eraf houden of stoppen met remmen maar dat is geen garantie dat het tempo hetzelfde blijft. Het paard beslist ook (vaak) zonder onze opdracht iets te veranderen. In dat geval verander je het paard terug naar het tempo dat je wilt. Je zet je paard in tempo X en geeft geen been meer en je hand remt niet meer af. Toch gaat het paard langzamer of sneller. Gaat het paard langzamer dan geef jij weer gas tot je weer tempo X hebt en haalt je been er opnieuw af. Dit proces herhaal je net zo lang tot je steeds langer de cruise control op je paard hebt staan. Omgekeerd, het paard dat harder gaat als je stopt met remmen, rem je steeds weer af tot tempo X en je stopt weer met remmen. Belangrijk is dat je dit elke keer op dezelfde manier doet en niet toch af en toe het paard helpt het tempo te onderhouden.
Let op: om de cruise control erop te zetten is het wel belangrijk dat het paard überhaupt reageert op gaspedaal en rem. Twee goede oefeningen om dit geregeld te krijgen:
1. Grote volte waarbij je één helft naar voren rijdt en de andere helft het paard afremt (draf of galop). Bijv: volte B-E-B en van B tot E sneller en van E tot B langzamer.
2. Harder de hoek uit dan erin: bij het begin van de hoek geef je gas en ná de hoek op de lange zijde rem je af (draf of galop) waarbij je in draf dan de oefening bij B en E kunt doen: overgang naar stap, twee passen stap en direct draf of: afremmen naar bijna stap en weer naar voren rijden.
Tot slot: zowel in de auto als te paard gaan remmen en gas geven niet samen. In de auto vindt iedereen dat logisch, te paard geven we toch vaak been als we langzamer willen. Wees bewust van je hulpen en wees duidelijk naar je paard!
Auteur: Liesbeth Russel